Digitalis Purpurea
Vingerhoedskruid

Waar mijn naam vandaan komt? De Nederlandse naam ‘vingerhoedskruid’ verwijst – net als mijn Latijnse naam – naar mijn vorm.

De kleine witte of paarse kelkjes die in trossen aan mijn steel hangen zijn namelijk net vingerhoedjes.

Kijk dan, je zou ze zo over het topje van je vingers kunnen schuiven.

De Engelsen hebben trouwens een andere naam voor mij bedacht: ‘foxglove’. Over de herkomst daarvan doen allerlei verhalen de ronde.

Sommigen denken dat het een verbastering is van ‘folk’s glove’ – een handschoen voor een klein iemand.

Anderen beweren dat de naam voortkomt uit een legende waarin feeën mijn bloempjes aan vossen gaven om ze als een soort sokken over hun pootjes te dragen, zodat de kippen in het kippenhok ze niet zouden horen aankomen.

Volgens weer een ander verhaal zat het nét even anders: die toverfeetjes zouden de vossen leren hoe ze mijn klokvormige bloemen zachtjes konden laten tingelen om andere vossen te waarschuwen voor vossenjagers.

Nou ja, ik zeg altijd maar: wie de handschoen past…

Heksen en kruidenvrouwtjes zijn altijd dól op me geweest.

Ze maakten brouwsels waar ze een gedroogd blaadje doorheen roerden of verwerkten me in een zalfje om pijn te verdoven, van ziektes af te komen of – ik verzin het niet – om lekker high van te worden.

Soms bleek zo’n magische toverdrank plotseling écht iets te genezen, waarna artsen onderzochten door welke ingrediënten dat kwam. Zo ontdekten ze digoxine en digitoxine: suikerverbindingen uit mijn blad.

Hártstikke giftig, maar in hele kleine hoeveelheden kunnen deze stoffen een gunstige invloed hebben op onrustig kloppende harten en zelfs harten die onvoldoende krachtig kloppen.

Maar wees gewaarschuwd! Gebruik je van mij een vingerhoedje teveel, dan heb je kans op duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid, verwarring, gezichtsstoornissen, stuipen en in het ergste geval: hartstilstand.

Tsja, ik ben dan wel onweerstaanbaar, maar don’t eat me.

De Engelse arts en botanicus William Withering heeft mij ontdekt. Withering was een van de grondleggers van de farmacologie; de wetenschap die onderzoekt hoe geneesmiddelen werken.

Op een dag ontmoette hij ‘old mother Hutton’, een kruidenvrouwtje door wie mensen met allerlei kwalen zich graag lieten behandelen.

Hij keek toe hoe zij iemand die leed aan waterzucht – een vochtophoping bij mensen met hartfalen – onder handen nam met een magisch kruidenmengsel, en stond perplex: het werkte!

De arts smeekte moeder Hutton om het geheime recept met hem te delen – wat ze gelukkig deed – en zo ontdekte hij dat de werkzame stof in het goedje afkomstig was uit de digitalis purpurea.

Na lang – ruim tien jaar – onderzoek publiceerde Withering een verslag over mij, het vingerhoedskruid, waarin hij vaststelde dat ik inderdaad zeer geschikt was om vochtophopingen te behandelen.

Bovendien, stelde hij vast, kon ik de samentrekkingen van het hart beïnvloeden en hartklachten genezen. Ik wil niet overdrijven, maar wat een wondermiddel.

Vincent van Gogh heeft mij op een van zijn laatste schilderijen vereeuwigd. Op het ‘Portret van dokter Gachet’ (1890) zien we de dokter bij wie de getergde kunstenaar tijdens de laatste maanden van zijn leven in behandeling was.

Hij zit aan een tafel, zijn hoofd leunt op zijn hand. Hij kijkt zorgelijk. Voor hem liggen een paar takjes vingerhoedskruid: grillig en kronkelig geschilderd, zoals alleen Van Gogh dat kon.

Waarom ik daar lig? Het verhaal gaat dat Van Gogh van dokter Gachet, ter vervanging van de dodelijke groene absint, vingerhoedskruid kreeg voorgeschreven om van zijn wanen of epileptische aanvallen af te komen.

Maar het bedwelmende vingerhoedskruid kan in sommige gevallen gezichtsstoornissen veroorzaken, waarbij je zicht wazig wordt en je – héél soms – zelfs alles geelgekleurd gaat zien.

Het is dus mogelijk dat het vurige geel op Van Gogh’s ‘De sterrennacht’ (1889) en ‘Korenveld met kraaien’ (1890) iets te maken heeft met een overdosis vingerhoedskruid.

Pure speculatie hoor, want anderen wijten het weer aan een rare hersenkronkel of een afwijking aan de temporaalkwab. En misschien vond hij het wel gewoon een mooie kleur.

Moord door vergiftiging komt al sinds mensenheugenis voor. Planten zoals ik, die in grote concentraties dodelijk zijn, spelen daarbij vaak een hoofdrol.

In 1311 bijvoorbeeld, stierf Cangrande della Scala, de beschermheer van de dichter Dante Alighieri, op 38-jarige leeftijd een mysterieuze dood.

Geruchten over vergiftiging doken meteen op en toen hij in 2004 werd opgegraven werden er inderdaad giftige concentraties digitalisglycosiden aangetroffen in al zijn organen. Was het een overdosis? Was het moord?

Ook nu nog zou Netflix hele true crime-series over mij kunnen maken.

Zo had ook één van de bekendste Amerikaanse seriemoordenaars, Charles ‘de engel des doods’ Cullen, mijn toxische kant ontdekt.

Charles was een verpleger die in meerdere ziekenhuizen en verpleeghuizen in New Jersey en Pennsylvania werkte. Hij leed aan een psychische aandoening en stond bekend om zijn ‘grillige’ gedrag.

Dat bleek nogal een understatement. Na zijn arrestatie in 2003 werd de barbaarse broeder verantwoordelijk gehouden voor meer dan vierhonderd doden.

Het middel dat hij voor de meeste moorden gebruikte? Digoxine, oftewel: mij!

Hoi, ik ben Vingerhoedskruid. Wil jij weten waar mijn naam vandaan komt?

Beluister mijn verhaal

ELSPETH DIEDERIX
DIGITALIS PURPUREA
(VINGERHOEDSKRUID)
2020, 40 X 30 CM

INDEX Rectangle