Volgens de Italianen breng ik geluk. Een bosje ‘corno rosso’ (rode peper) helpt je om ‘malocchio’ (het boze oog) af te wenden. Je weet immers nooit wanneer iemand een vloek over je uitspreekt.
Hoe dit bijgeloof is ontstaan? De dichter Ovidus schreef in zijn ‘Metamorfosen’ over bloedkoraal als afweermiddel tegen het kwaad, waardoor de Romeinen (en de generaties na hen) bloedkoralen gelukhangers begonnen te dragen.
Ook in de Renaissance-schilderkunst zag je dit soort amuletten terug. Let maar eens op als je een schilderij of altaarstuk uit de veertiende of vijftiende eeuw ziet. Het Christuskind heeft daarop vaak ook een klein rood hoorntje om zijn nek hangen.
Toen de eerste chilipepers naar Italië werden geïmporteerd, zagen de Italianen meteen een overeenkomst tussen hun rode hoorntje en de nieuwe vrucht, waardoor de amuletten langzamerhand begonnen te veranderen in de vorm van de Spaanse peper.
Een pepertje zou bescherming bieden tegen ontrouw, het kan je helpen als je een gokje wil wagen en je kunt er de weergoden mee aanroepen. Ook heel fijn: je hoeft nooit meer bang te zijn voor verkeersongelukken. Daarvoor hang je gewoon een plastic versie van ‘il corno portafortuna’ aan je achteruitkijkspiegel.