Wie kent het niet: je neemt een hap van een net iets té spicy gerecht en je mond staat he-le-maal in de fik! De schuldige? Het stofje ‘capsaïcine’. Dat houdt de pijnreceptoren in je mond voor de gek, zodat zij de sensatie van heetheid aan je brein doorgeven, terwijl er natuurlijk geen vuur te bespeuren is.

De Amerikaanse scheikundige Wilbur Scoville (1865-1942) ontwikkelde in 1912 een schaal om de heetheid van pepers te meten. En – helemaal loco – dat deed hij door zelf te proeven.

Hij vermaalde een stukje peper en liet het prutje een nacht lang weken in pure alcohol. De alcoholoplossing voegde hij vervolgens toe aan suikerwater,

totdat er ‘een duidelijke maar zwakke prikkeling’ op de tong te voelen was. Hij onderzocht dus eigenlijk hoeveel je een peper moet verdunnen om hem niét meer te proeven.

Zo ontwierp hij de ‘schaal van Scoville’ die tegenwoordig loopt van 0 (de scherpte van een paprika) tot 16.000.000 (pure capsaïcine). Hoewel de Scovilleschaal nog altijd wordt gebruikt, worden er geen smaaktesten meer gedaan om de heetheid te bepalen.

Tegenwoordig wordt de concentratie van capsaïcine en aanverwante stoffen gemeten.

En de heetste peper ter wereld? Dat is de Carolina Reaper. Dit rode monster heeft een sterkte van 1.569.300 op de schaal van Scoville, minstens 1.500 keer zo scherp als ik. Aiaiai!