Tik bij een willekeurige zoekmachine het woord ‘Pasen’ in, en de kans is groot dat er meteen een afbeelding van mij verschijnt. Ik ben namelijk een ‘paasbloem’.

Dat is geen echte soortnaam hoor, maar een volksnaam voor bloemen die rondom de christelijke feestdag bloeien en op ongeveer iedere ‘tips voor een gezellige paastafel’-website voorkomen.

Het narcissenseizoen start overigens eigenlijk al wat eerder, in februari. Dan zie je hier en daar al wat gele broers en zussen van mij opduiken.

Als je trouwens denkt dat alle narcissen geel zijn, heb je het mis. Er zijn ook witte narcissen, oranje narcissen en zelfs roze exemplaren.

Bovendien heb je kleine narcissen en grote narcissen, narcissen met blad en zonder blad, heel erg geurende narcissen en narcissen die je helemaal niet ruikt, narcissen met stervormige bloemen en een witte ‘kroon’ – zoals mijn binnenste blaadjes worden genoemd. Of met ovale bloemen en een geeloranje kroon.

Over hoeveel soorten er precies zijn verschillen de meningen, maar het zijn er in elk geval 65 en volgens sommigen zelfs wel 85.

De bekendste is de heldergele ‘trompetnarcis’, die zo heet omdat hij met zijn uitstekende ‘bijkronen’ een beetje op een trompetje lijkt.

Alsof hij naar ons toetert: ‘wees gerust mensen, het wordt weer lente!’ – zoals het een echte paasbloem betaamt.