Al in de tijd van de oude Grieken, hielden geneesheren zich met mij bezig.
Zo schreef de arts Pedanius Dioscorides rond 50-70 na Christus in zijn Materia Medica – een vijfdelige encyclopedie met beschrijvingen van ruim zeshonderd planten – over mijn medicinale werking.
Volgens hem kon ik goed worden gebruikt bij de behandeling van brandwonden, ontwrichtingen en abcessen.
Mijn familieleden kunnen er ook wat van. Zo wordt het glanzend sneeuwklokje uit de narcisfamilie gebruikt voor verbetering van het geheugen.
In dat plantje zit namelijk een stofje dat blijkt te werken tegen de ziekte van Alzheimer. Alzheimerpatiënten hebben een tekort aan acetylcholine in hun hersenen, een stof die zorgt voor de overdracht van prikkels.
De afbraak van die stof kan worden vertraagd door het stofje galantamine en dat halen ze uit de Galanthus-bol.
Het kan Alzheimer dus niet voorkomen, of het ziekteproces vertragen, maar het kan bij sommige patiënten wel zorgen voor vermindering van symptomen, zoals geheugenverlies en verwardheid. Goed hè?
Er zijn nu dus bloembollenbedrijven die het glanzend sneeuwklokje op grote schaal kweken, speciaal voor medicijnenfabrikanten.
Toch kun je planten uit mijn familie maar beter niet eten. We bevatten namelijk óók het giftige lycorine.
Als je die stof binnenkrijgt, kun je gaan spugen of krijg je buikpijn en diarree. En dat komt regelmatig voor, hoor. Dan is mijn bol weer eens verward met een ui…