Op ‘Het Lam Gods’ (1432), het beroemde altaarstuk van de Sint-Baafskathedraal in Gent, staan een heleboel bloemen en planten.

Minstens veertig soorten, hebben de broers Van Eyck erin verstopt. De ene nog preciezer en gedetailleerder geschilderd dan de ander.

En natuurlijk staan al die bloeiers bol van de symboliek.

Kijk alleen al naar de bloemenkroon van de jonge maagd Maria op een van de bovenste luiken, voor de kijker links van God de Vader. Tussen edelstenen, parels en diamanten zien we allerlei soorten ruikers, die elk verwijzen naar de maand mei – ook wel de ‘Mariamaand’ genoemd.

En iedere bloem heeft weer zijn eigen betekenis: de rode roos staat voor liefde, de witte lelie voor maagdelijkheid en de wilde blauwe akelei voor nederigheid.

Als je dan nóg beter kijkt, zie je boven iedere roos plots ook nog een trosje witte meiklokjes tevoorschijn komen. Jazeker, ik hoor er ook bij. Hier ben ik waarschijnlijk afgebeeld als brenger van geluk.

Op andere plekken op het veelluik zie je mij ook weer opduiken: helemaal onderaan het middenpaneel en aan de voet van het groepje heilige vrouwen.

Wat ik daar doe is onduidelijk. Soms symboliseer ik reinheid of nederigheid, een andere keer verwijs ik naar de tranen die Maria op Paasmorgen liet aan het graf van Jezus.

Tja, met mij weet je het maar nooit.