De plek waar de legendarische modeontwerper Christian Dior als kleine jongen zijn tijd het állerliefste doorbracht was de tuin van zijn ouders.
In de Normandische badplaats Granville hadden zij een hectare van weelderige bloemen met een schitterend uitzicht op zee.
Zijn favoriete bloem in de tuin? Dat was ik!
Dior – een nogal bijgelovig mens – was ervan overtuigd dat ik geluk bracht. Hij was zelfs zó aan me verknocht, dat hij later, als succesvol couturier, zijn persoonlijke bloemist madame Dedeban vroeg om speciaal voor hem het hele jaar door lelietjes-van-dalen te telen in een verwarmde kas, zodat hij altijd een twijgje in zijn knoopsgat kon steken.
Ook had hij me altijd bij zich in een doosje en liet hij zijn petites mains, zijn hulpjes, voorafgaand aan een modeshow een paar bloempjes in de zoom van een haute couture-mouw of jurk naaien.
Dior’s grootste wens was om een parfum van mij te creëren, maar dat bleek nog niet zo gemakkelijk.
Hoewel ik heerlijk zoet ruik, kun je uit mijn tere klokjes zelf namelijk geen geurstoffen onttrekken. Daarvoor ben ik te kwetsbaar.
Gelukkig was Jacques Guerlain – die andere Franse modeheld – er al eerder in geslaagd om mijn geur met behulp van het synthetische stofje met de moeilijke naam ‘hydroxicitronellal’ nagenoeg perfect na te bootsen.
Dior waagde ook een poging en schiep in 1956 ‘Diorissimo’, een eau de parfum met de geur van een frisse lenteochtend. Mmm..