Op de schilderijen waarop ik voorkom, heb ik meestal een bijrol. Kijk maar naar Gustav Klimt’s mozaïek ‘Die Tänzerin’ (1916-1918), waarop een danseres een klein bosje narcissen vasthoudt.
Of kijk naar ‘When flowers return’ (1911) van de negentiende-eeuwse Friese schilder Alma-Tadema, waarop drie jonge vrouwen in witte gewaden met lange narcissenslingers om elkaar heen dansen.
Maar in sommige schilderijen ben ik het stralende middelpunt.
Zo schilderde de Franse impressionist Berthe Morisot al in 1885 een schilderijtje van een theekopje vol met kleine narcissen.
Mijn persoonlijke favoriet is het narcissenschilderij van Georgia O’Keeffe.
Deze Amerikaanse kunstenaar was hard op weg om een ster te worden, toen ze in 1933 een zenuwinzinking kreeg en werd opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Ze was gestrest over een grote opdracht en tot overmaat van ramp hield haar man – de succesvolle fotograaf Alfred Stieglitz – er ook nog een andere vrouw op na.
Toen O’Keeffe weer naar huis mocht, huurde ze in haar eentje een studio en begon ze langzaamaan weer te schilderen.
Stukje bij beetje ging het beter met haar en drie jaar na haar opname gebeurde het. Ze pakte een groot doek, zocht haar meest felle verf en een grote kwast en schilderde met een enorme trefzekerheid twee gigántische gele narcissen op een roze vlak.
Waarom? Met een bloem die symbool staat voor een nieuw begin liet O’Keeffe ons met ‘Jonquils I’ (1933) weten: ik ben vrij, and I’m back!