Convallaria majalis
Lelietje-van-dalen

Meiklokje, bosieleke, elleke-van-travelleke, piepertje of muguetje: ik heb een héleboel namen.

In Nederland word ik meestal Lelietje-van-dalen genoemd.

Dat is een vertaling van mijn Latijnse naam Convallaria majalis, waarin het eerste gedeelte vallei of dal betekent.

Majalis verwijst naar ‘maius’: de maand mei. Ik groeide namelijk oorspronkelijk vooral in frisse valleien en in bossen en op andere schaduwrijke plaatsen en dan voorál in de maand mei – wat meteen ook mijn bijnaam meiklokje verklaart.

‘Lelie’ verwijst dan weer naar de witte kleur van mijn bloemen.

Dat is een vernederlandsing van de Latijnse naam lilium (wit) óf – hierover verschillen de meningen – van leiron of lirion, de Griekse namen van de witte lelie.

Hoe dan ook, de Nederlandse plantenkenner Rembert Dodoens schreef al in 1618 over mij in zijn Cruydeboeck.

“In onse tijden is sij over al bekent met den naem Lilium convallium, dat is Lelie van de dalen oft Leliekens van den dale.”

In Brabantse dialecten word ik trouwens ook nog weleens snuivertje of snuifbloemetje genoemd.

Waarom? Omdat ik zo lekker ruik, werden mijn bloemen vroeger tot poeder gewreven en verwerkt in tabak, die vervolgens werd opgesnoven.

Dat dit geregeld een niesbui tot gevolg had, blijkt uit de oude Duitse volksnaam ‘niesekraut’.